De Alchemie van J.K. Rowling
in het licht van de Alchemische Bruiloft van Christiaan Rozenkruis
van Hans Andréa
Hoofdstuk 5-8 - Harry 1-4
Harry [1]
In hen in wie de lelie zijn zuivere witte hart heeft geopend, ofwel de witte roos zijn bladeren van bovennatuurlijke schoonheid heeft ontvouwd, waardoor hun hart ziek is van heimwee naar het vergeten koninkrijk van onwankelbare vrede, wordt de nieuwe ziel geboren: Harry James Potter. Zijn komst werd voorspeld vanaf het begin. Deze profetie is van toepassing op iedere zoeker, wiens hart is verslagen door het eindeloze lijden, tijdens duizenden wentelingen van het rad van geboorte en dood.
Hij die de macht heeft om de Heer van het Duister te overwinnen nadert… het kind van hen die hem driemaal hebben getrotseerd, geboren aan het einde van de zevende maand…
de Heer van het Duister zal hem aanmerken als zijn gelijke, maar hij zal een kracht bezitten die de Heer van het Duister niet kent… en een van de twee moet sterven door toedoen van de ander, want de een kan niet voortleven als de ander niet dood is...
Uit: De Orde van de Feniks, p 646-647
En bij zijn geboorte komt een nieuwe ster op in het Oosten. Het kind krijgt een peetvader: Sirius. Peetvader is in het Engels ‘Godfather’ Hoe juist!
Harry [2] Wanneer Harry, de nieuwe onsterfelijke ziel, is geboren in het hart van de zoeker naar de onuitsprekelijke ondefinieerbare oeroorzaak, dan betreedt een nieuwe levenskracht de bloedstroom. Deze levenskracht komt niet voort uit dit heelal, maar gaat uit van de vonk van de oorspronkelijke scheppende Geest. Deze vonk wordt in Harry Potter gesymboliseerd door Lily, de lelie. De Lelie in ons hart werd verwekt door het denken van de architect van het oorspronkelijke heelal, in al zijn glorie, onpeilbare diepte en verrukkelijke en onvernietigbare schoonheid. De architect plaatste zichzelf in die geestelijke vonk en daarom is die precies als hijzelf: volmaakt op elk mogelijke manier. Vandaar dat de glans die van die vonk uitgaat, wanneer deze opnieuw is ontstoken, al die kwaliteiten ook bezit. De mens in wiens bloedstroom die gloed ingaat, is echter niet perfect, zodat er twee onverzoenlijke krachten samenkomen: de levenskracht van het perfecte heelal (in een verzwakte trilling) en de levenskracht van de sterfelijke mens, met al zijn fouten, zijn goedheid en zijn onwetendheid. Hun ontmoeting veroorzaakt een storm in de mens. Iemand in wie Harry is geboren zal zich afvragen wat met hem gebeurt. Alles is plotseling anders. Het is of zijn bloed gist. Heftige emotionele stormen woeden in hem. Hij kan proberen te ontsnappen, maar waarheen hij zich ook wendt, de kracht is daar. Hij kan proberen om naar een hutje op een eilandje langs de kust te ontsnappen, maar het is nutteloos. Dan plotseling, midden in de storm, ontvangt hij een uitnodiging.Dit is een stadium in het leven van de zoeker, dat zeer levendig wordt beschreven in zowel Harry Potter als in De Alchemische Bruiloft van Christiaan Rozenkruis. Ieder van u zal vertrouwd zijn met de gebeurtenissen rond Harry’s elfde verjaardag. Hier volgt dezelfde gebeurtenis in De Alchemische Bruiloft:
Er stak plotseling zo’n ontzettende wind op, dat ik niet anders dacht, of de berg, waarin mijn huisje ingegraven lag, zou door het grote geweld uit elkaar springen. Aangezien echter iets dergelijks mij niet door de duivel werd aangedaan (die mij menigmaal leed had berokkend), vatte ik moed en volhardde in mijn overpeinzing, totdat (hetgeen ik niet gewend was) iemand mij op de rug tikte, waarvan ik zo schrok, dat ik nauwelijks durfde omkijken; maar ik bewaarde mijn opgewektheid, voor zover menselijke zwakheid dat in dergelijke omstandigheden doen kan. Maar toen er herhaaldelijk aan mijn jas werd getrokken, keek ik om. Daar stond een heerlijke vrouwelijke gestalte, wier geheel blauw kleed, gelijk de hemel, prachtig met gouden sterren overdekt was. In haar rechterhand droeg zij een bazuin van zuiver goud, waarin een naam gegraveerd was, die ik wel kon lezen, maar die mij verboden werd bekend te maken. In haar linkerhand had zij een grote bundel brieven, in allerlei talen, die zij, zoals ik later vernam, naar alle landen moest brengen. Zij had echter ook grote mooie vleugels, geheel en al met ogen overdekt, waarop zij zich kon verheffen en sneller dan een adelaar kon vliegen.
Ik had misschien nog meer aan haar kunnen opmerken. Maar daar zij zo kort bij mij bleef en ik nog geheel door schrik en verbazing bevangen was, moest ik daarvan afzien. Want zodra ik mij had omgekeerd, zocht zij tussen haar brieven en trok er eindelijk een klein briefje uit, dat zij met grote eerbied op de tafel legde, waarna zij zonder een woord te zeggen verdween. Maar terwijl zij opsteeg, gaf zij zo’n krachtige stoot op haar bazuin, dat het geluid door de hele berg weergalmde en ik bijna een kwartier lang mijn eigen woorden nog nauwelijks kon verstaan.
In zulk een onverhoeds avontuur wist ik, arme drommel, werkelijk niet wat ik doen moest. Daarom viel ik op mijn knieën en bad mijn Schepper, dat Hij mij niets zou zenden wat mijn eeuwig heil zou kunnen bedreigen; waarna ik mij met angst en beven naar het briefje begaf. Dat was nu zo zwaar dat, als het uit zuiver goud had bestaan, het nauwelijks zwaarder had kunnen zijn. Toen ik het nu vol ijver bekeek, vond ik een klein zegel, waarmede het toegesloten was. Daarin stond een fijn kruis gegrift, met het inschrift: ‘In hoc signo vinces’ (In dit teken zult gij overwinnen). Zodra ik dit teken gevonden had, was ik meer dan wie dan ook gerustgesteld, omdat ik mij wel bewust was, dat een dergelijk zegel aan de duivel niet aangenaam zou zijn, laat staan dat hij er gebruik van zou kunnen maken. Daarom maakte ik het briefje voorzichtig open en vond, op een blauw veld, met gouden letters, de volgende versregels geschreven:
Dit is de dag, dit is de dag, voor wie ter Koningsbruiloft komen mag. Zijt gij daartoe geboren, door God tot vreugd verkoren, moogt ge de berg opgaan, alwaar drie tempels staan, en daar het Wonder gadeslaan. Wees waakzaam, onderzoek uzelf. Wanneer ge u niet in reinheid baadt, is ‘t zeker dat u de Bruiloft schaadt. Wie zich niet wast van zonden, hij wordt te licht bevonden.
Daaronder stond: ‘Sponsus et Sponsa’ (Bruidegom en Bruid) Laat me op dit punt slechts herhalen wat overduidelijk is: noch Christiaan Rozenkruis, noch Harry Potter zijn of waren echte mensen en ook niet bedoeld om echte mensen uit te beelden. Zij zijn beiden een verpersoonlijking. Harry verpersoonlijkt de nieuwe ziel in een zoeker van wie het hart geopend is. Christiaan Rozenkruis verpersoonlijkt de zoeker zelf. Vandaar dat de uitnodiging geen fysieke uitnodiging is. Het is een uitnodiging die in het hart wordt geschreven. De Bijbel spreekt over de ‘tafelen van vlees in de harten’. Wanneer het hart van een zoeker zich opent, daarmee bedoel ik: wanneer de vonk van het eeuwige leven opnieuw begint te gloeien, drukt deze zich als het ware af in een brief in het hart.
Paulus zegt: ‘Daar u toont een brief van Christus te zijn, door onze dienst opgesteld, niet met inkt geschreven, maar met de Geest van de levende God, niet op tafelen van steen, maar op tafelen van vlees in de harten ’ (2 Kor: 3).
Met andere woorden: de macht, afkomstig van de zuivere geestvonk, schrijft een uitnodigingsbrief in het hart. Als wij de symboliek kunnen begrijpen, dan zien wij dat een zoeker met een geopend hart een ‘getekend mens’ is. Hij heeft een goddelijke vonk die ontstoken is en dus helder glanst; hij smacht naar bevrijding en hij heeft van het levend water gedronken. Dit heeft een storm in zijn astrale lichaam veroorzaakt, door het enorme verschil in trillingsgetal tussen de astrale kracht van dit heelal en die van het oorspronkelijke tehuis. Tegelijkertijd heeft de kracht van de Lelie een brief in zijn hart geëtst.
Deze brief nodigt hem uit om naar het huis van de Vader terug te keren, maar geeft ook informatie: de zoeker weet wat hem te doen staat. Hij weet waarheen hij moet gaan, wat hij onderweg nodig heeft en wat het doel is. Zowel Harry als Christiaan Rozenkruis moeten door een poort reizen om bij een groot kasteel te komen. Allebei moeten ze, zoals wij weten, een groot aantal beproevingen ondergaan. Maar ze zullen allebei slagen!
Harry [3]Genesis 3:4 De slang echter zei tot de vrouw: ‘Gij zult zeker niet sterven, maar God weet, dat op de dag, dat gij daarvan eet, uw ogen geopend zullen worden en gij als God zult zijn, kennende goed en kwaad.’
Harry Potter en de Steen der Wijzen, hoofdstuk 2:
Harry ging overeind zitten en snakte naar adem, het glas voor de kooi van de boa was verdwenen. De enorme slang ontrolde zich snel en gleed de kooi uit – alle mensen in het reptielenhuis gilden en begonnen naar de uitgang te rennen. Terwijl de slang snel langs hem glipte, had Harry kunnen zweren dat een lage sissende stem zei: ‘Brazzzzilië, ik kom eraan…bedankt, amigo’.
Uit: De Steen der Wijzen, p 24
Ieder van ons bezit een ‘boom’. De ruggengraat, met het ruggenmerg en de twee strengen van het sympathische zenuwstelsel, worden de levensboom genoemd. De kracht die langs deze drie kanalen loopt wordt door esoterici het ‘slangenvuur’ genoemd. De kruin van de boom zijn de hersenen. Wat leeft er in de hersenen? Dat is het menselijke intellect! Dat is de slang, die Adam en Eva verleidde om van de vruchten van de Boom der Kennis van Goed en Kwaad te eten.
In mijn betoog dat Harry Potter een van de vele vormen van de universele boodschap tot bevrijding is, vertelde ik u dat Harry de nieuwe zielekracht is, die in het hart van de zoeker wordt geboren. Deze kracht gaat de bloedstroom binnen en verspreidt zich vandaar door het lichaam.
James verpersoonlijkt het hartsverlangen naar bevrijding. Wanneer Harry wordt geboren en een zekere mate van rijpheid heeft bereikt, begint de nieuwe kracht in het bloed het hoofd te beïnvloeden. Het intellect wordt als het ware bevrijd. Wanneer iemand een ‘lelie’ bezit die geheel door zijn bladeren is omsloten, dan is het zeer moeilijk om de boodschap van bevrijding te begrijpen. De gedachten zijn gericht op aardse zaken. Als je probeert de bevrijdingsleer aan zo iemand uit te leggen, dan zou je dat evengoed in het koeterwaals kunnen doen, omdat hij er niets van zal begrijpen. Zijn ‘slang’ wordt als het ware in een aards gerichte kooi gevangengehouden. Maar eenmaal, als de nieuwe ziel geboren wordt en het hoofd binnen gaat, wordt het intellect bevrijd. Het verstand kan dan een hoge vlucht nemen, naar grootse spirituele hoogtepunten. Hij zal geestelijke lessen gemakkelijk gaan begrijpen en een goede bondgenoot worden van de ziel in zijn lange moeilijke zoektocht naar bevrijding.
Harry [4]Harry Potter en de Steen der Wijzen, hoofdstuk 5:
Grijphaak maakte de deur open. Er kolkte groene rook naar buiten en toen die optrok, snakte Harry naar adem. Binnen zag hij bergen gouden munten. Grote stapels zilver. Hopen kleine bronzen Knoeten. ‘Allemaal van jou’, zei Hagrid glimlachend. Allemaal van Harry – het was ongelooflijk. Daar hadden de Duffelingen niets van geweten, anders hadden ze het ingepikt voor hij met zijn ogen kon knipperen. Ze klaagden altijd dat het een vermogen kostte om Harry op te voeden en de hele tijd had er diep onder Londen een klein fortuin op hem liggen wachten.
Uit: De Steen der Wijzen, p 57
Wanneer de eeuwige gedachtevonk van de universele architect wordt gekoppeld aan de dorst naar het levende water gaat er een schreeuw om hulp van de betreffende mens uit. Door zijn zuiverheid bereikt deze schreeuw het oor van de Schepper en zo brengt deze een reactie teweeg. De reactie is een toevloed van levend water tot in het hart. De lelie opent zich en geeft geboorte aan een nieuwe levenskracht. Dit is als het ware een foetus, die uiteindelijk zal worden geboren, opgroeien en de onsterfelijke en perfecte ziel worden, van de zoon van de Pottenbakker (Potter) van het universum.
De Pottenbakker maakte een volmaakt plan voor de hele schepping, met al zijn myriaden gebieden en werelden van bestaan en zijn ontelbaar triljoenen entiteiten en levensvormen. Toen hij ‘uitademde’ om leven tot stand te brengen, creëerde hij een zee van leven met een ontelbaar aantal gedachtevonken, waarvan elk het volledige plan voor de mens bevatte, voor de eeuwigheid. Deze enorme wolk van vonken wordt de ‘eniggeboren zoon’ genoemd. Dit moet het idee overdragen dat het oorspronkelijke mensdom in zijn geheel de zoon van de God is.
Een onderdeel van het plan van de Pottenbakker is, dat op elk moment voor de eniggeboren zoon in alles is voorzien. De zoon zal nooit gebrek lijden aan wat dan ook. Dat is op elke oorspronkelijke mens van toepassing.
In deze gevallen wereld kennen wij allemaal noden, gebrek en ontbering. Maar zodra de lelie zich opent en haar glorieuze geur gaat spreiden, doen wij een serieuze poging om in het plan van God terug te treden. Dan werkt opnieuw de oude wet, dat altijd alles beschikbaar is voor de eniggeboren zoon van God. De zoon ontvangt zijn erfenis. Een geestelijke schat, van niet te bevatten rijkdom, staat tot zijn beschikking.
Als de aardse persoonlijkheid Harry als zijn leider aanvaardt, zal ook deze in de overvloed delen die aan de nieuwe, onsterfelijke ziel beschikbaar wordt gesteld. Zou Harry ooit de arme Ron gebrek aan iets laten lijden? Nee, Ron mag zijn droge boterhammen met cornedbeef inwisselen en delen in de ketelkoek en pompoenpasteitjes van Harry. Er is een wet die in het Nieuwe Testament (van de universele architect) als volgt wordt uitgedrukt: ‘[...] Zoekt eerst het koninkrijk Gods en zijn Gerechtigheid en en al deze dingen zullen u toegeworpen worden.’ (Matth. 6:33). De Harry in ons hart is rijk, rijker dan onze stoutste voorstelling voor mogelijk houdt